90

Gisteren lag ik te zweten in de armen van mijn lief, die Noordse anarchist/popdiva. We waren net thuis gekomen van een afscheidsfeest van een vriend, de vriend die ons op die bewuste oudejaarsavond had samen gebracht. We vierden op een boot, in de zon. Ik lag de hele tijd in de schaduw, met een natte handdoek op mijn hoofd, hij lag in het water als de perfecte kruising tussen Whitney Houston en de Messias. 

Zo begon ik een maand geleden aan mijn 90e blogpost. Ik schreef die zinnen een leeggemaakte kamer, op de dunne matras waarop ik een jaar lang heb geslapen. De lattestoors waren weggehaald, Barbra prijkte niet meer aan mijn muur, de vlaggetjes waren in royale koekendozen gestopt. Ik hoorde mijn kamergenoot kibbelen met zijn vriendin, mijn ouders speelden kaart in de camper. Ik had de stilte nog nooit zo ervaren als toen die laatste augustusdagen. Als een sfinx lag ik op bed, starend in een tragische berusting van mijn lot. Een lot dat mij terug naar mijn zuiden zou brengen, weg van mijn Noorden en van mijn lief. Het verlaten van een land, een lief, een leven bleek zwaarder dan verwacht. Het West-Vlaamse adagium nie puppen ma voortdoen, bleek niet van toepassing op mijn frêle gestalte.

Nog geen week voor die bewuste laatste ochtend in Kopenhagen, zag ik mijn eigen, eeuwige Noorderling aan zijn raam op vijf hoog. Ik fietste weg, voor een laatste keer, en klemde mijn handen stevig rond het stuur. Hij hield zijn rechterhand voor zijn mond, met zijn linker steunde hij op de vensterbank. Ook hij zocht een houvast, hij kon niet wuiven. Ik hield me ongezien sterk en fietste met een onverklaarbare overlevingsdrang stoïcijns weg. Het was pas later, toen ik de stemmen van mijn ouders hoorde, dat ik een vloedgolf van onbepaalde emoties over me heen kreeg. Ik had me gedurende heel mijn buitenlands jaar sterk gehouden, rotsvast overtuigd van mijn toekomst, ondanks de vele tegenslagen en culturele verschillen. De vaste grond werd vanonder mijn voeten gehaald.

Wat ik op een jaar probeerde op te bouwen, werd in een week praktisch en doordacht afgehandeld. Documenten werden ondertekend, dozen werden genummerd, sleutels werden geretourneerd. Zo vertrok ik, samen met mijn ouders, uit mijn opengebroken straat in Sydhavn, Kopenhagen. Ik vermoed dat het besef van verlies, afscheid en gemis pas later is gekomen. De eerste twee weken van mijn wederkeer hield ik me staande met treinreizen en visites. Ik weet, men moet de kalmte te allen tijde bewaren, maar de lege momenten op treinen of in voorsteden slaan genadeloos toe. Wanneer men nu eenmaal is begonnen met narratieven uit te denken, verhalen over een toekomst die er nooit zal kunnen zijn, is men de realiteit al lang voorbij. Dan is het niet verwonderlijk dat niet die realiteit, zo sterk aanwezig in het Zuidwesten van West-Vlaanderen, genadeloos toeslaat.

Ik word zo goed omringd door lieve, praktische ouders en zoete vrienden die het beste voor hebben, die mij ondersteunen, die mijn armen nemen wanneer dat moet. Ondertussen alfabetiseerde ik mijn boekenkast, prijkt Barbra weer in mijn kamer, zong ik liederen en danste ik op platte pop, vergezeld door tranen. De opleiding die ik nu volg, journalistiek in Brussel, en het spitspendelen dat dat met zich meebrengt, biedt raad en drukke uren. Maar de verlaten momenten van wederkerend verleden blijven. “Zeg mijn naam”, speelt het lied, en ik denk aan die laatste zomerdag op het vlot, toen ik zongeslagen en zeeziek in mijn bed lag, en naast mij zijn arm de mijne voelde strelen. Zo ga ik elke avond slapen, zo sta ik elke ochtend op, “Zeg mijn naam, zeg mijn naam.”

Nu is de herfst begonnen, nu begint de regen te vallen.

Du schliesst die Augen, träumst von ihm
Und vom verlornen Glück.
(m. eskens – die zeiger der uhr)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Dreary Queen

Plaats een reactie