De waarheid volgens Raf

” Fashion is in constant relation to the body and to psychology. It makes it (…) complicated, and it makes it (…) challenging. ” – Raf Simons in Harper’s Bazaar, Sept. ’13, p. 541

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

96

 

De waarheid kwetst. Dat bewees Marc Hooghe in zijn opiniestuk in De Morgen. Hij vergeleek de heftige reacties op Fabre’s katincident met de lauwe reacties op de vele verhalen van gaybashing, o.m. in het één programma Volt en het reportageprogramma Panorama. Ik kan helaas niet anders dan het met hem eens zijn. Toen ik het nieuws over de twee reportages hoorde, en ze daarna ook zag, voelde ik haast de schouderophaling van de kijker en ontwaarde ik hier en daar wel hoogstens een lauwe zucht. Dat kwetst, want het is waar. 

Zonder zonde, eerste steen

De reportages maakten pijnlijk duidelijk hoe ver we in dit land al staan met tolerantie en aanvaarding. We zijn voor de wet gelijk, het zou er nog aan moeten mankeren. We leven in een maatschappij die ons allemaal een wettelijke bescherming biedt en de Wetstraat garant staat voor een gelijke behandeling. Helaas wil de Dorpstraat niet mee. En dan heb ik het niet alleen over Molenbeek of andere verpauperde wijken van Brussel, Luik of Antwerpen. Dan heb ik het ook over Platse in Lauwe, of de Lange Munt in Gent. Ik heb het niet enkel over religieuze fanatici, maar ook over flinke burgers met een kerstboom en een stel geverfde eieren bij het paasdiner. Daarmee wil ik aberrant gedrag niet vergoelijken. Armoede is geen reden voor crimineel gedrag. Ik wil er de publieke opinie enkel voor waarschuwen dat er dringend ook eens in eigen boezem moet gekeken worden.

Zoals de reportages op tv toonden, gaat het vaak over niet goed te keuren gedrag van moslimjongeren. Ik hoop dat gauw werk wordt gemaakt van verbetering van hun gedrag. Ik mag ook hopen dat de reportages niet als islamofoob excuus zullen dienen. Hoe vaak worden jeanettenmoppen verteld tijdens het maandelijkse familiefeest? “We mogen toch nog wel eens lachen zeker”, oppert Nonkel X geestig en Tante Y maant dan aan om de kroketten niet koud te laten worden. Ik mag van geluk spreken dat Nonkel X mij aanvaardt, hij is immers een moderne man, zolang ik maar geen avances maak of zolang ik het maar niet toon. “Dat is evident.”, zegt hij, en knijpt Tante Y in de billen. Het verbaast me telkens weer dat hij zelf de ironie van zijn woorden niet inziet. Wat hij toont, heet normale affectie – al valt dat ook te betwijfelen – en wat ik toon, heet afwijkend gedrag.

Waarheid kwetst

Wat gaan we daar aan doen? Gaan we binnenkort het gesprek aan met de blanke middenklasseman die homo’s tolereert zolang ze maar niet tonen dat ze bestaan? Spreken we binnenkort aan de tafel van Reyers Laat met de pareldragende moeder die de was van haar lesbische dochter niet meer wil mengen met haar eigen, uit vrees voor besmetting? Marc Hooghe sprak over de lauwe publieke reactie. Zoals zo vaak grijpt die publieke reactie pas in als het nieuws zich vlak onder de kerktoren voltrekt. Brussel is ver weg en homo’s in Wallonië zijn zo nodig nog onzichtbaarder. Misschien moeten we mij dan maar eens volgen wanneer wanneer ik me moet verantwoorden voor een jury blanke netjes gecoiffeerde moraalridders voor mijn schoenen of mijn broek.

Homofobie uit zich niet alleen in gemeen en gewelddadig gedrag van moslimjongeren. Ze uit zich zeker ook anders. Ik weet nog dat een jongen uit mijn klas, een notoire casanova, mij proficiat wenste omdat ik me had geout. Hij had het zelf nooit gedurfd, hij noemde me moedig. Ik ben er zeker van dat hij het goed bedoelde, maar ik ben het vreemd blijven vinden. Waarom zou hij dat nooit hebben gedurfd? Was dat gedachte dat hij homoseksueel zou zijn dan zo beangstigend? Werd hij, hoewel hij opgroeide in een welgesteld en hoogopgeleid milieu, dan nooit omringd door mensen die hem steunden? Het was pas jaren later, toen hij me lastig viel in een Gents café vol pinten en blauwe hemden, dat ik het begreep. Men is niet tolerant, ik word getolereerd. Helaas is dat een groot verschil.

Dat kwetst. Het is dan ook de waarheid.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized

95

Wie helpt mij Kurt Van Eeghem aan Elio Di Rupo te koppelen? Laat het idee even rustig bezinken. Laten we de berekende chemicus met de spontane woordkunstenaar samenbrengen, de Waal met de Vlaming. Elio en Kurt kunnen onze Sarko en Carla zijn. Ook al is België Frankrijk niet, die twee samen hebben even veel presidentiële allure als hun Parijse voorgangers.

Ik zou zo trots zijn… Stel je voor! Elio en Kurt. Hun stijl is vlekkeloos, ze zijn altijd netjes gecoiffeerd en drukken zich zo fijntjes uit. Bovendien zijn ze, in perfecte Belgische traditie, net iets anders dan gewoon. Elio is namelijk een koele zuiderling en Kurt een warme noorderling. Ze halen het beste in elkaar boven. Kurts Frans kan er maar op verbeteren en Elio ontdooit misschien wel door de warmte en de passie van zijn toekomstige echtgenoot.

Nu de koning ouder wordt, en zijn zoon de grip op het land verliest, is er nood aan een nieuw powercouple. Wat Maxima kon voor het huis van Oranje, kan Kurt zeker voor de Belgische politiek. Samen zijn ze in staat dit land een nieuw elan te geven, samen zijn ze onze Brangelina! Ze zijn een voorbeeld, een baken van liefde en tolerantie in een wereld van haat en onverdraagzaamheid.

Ze zullen flair brengen in de saaie Wetstraat. Ik be ner zeker van dat de 16 wel wat frisse ideeën kan gebruiken, na een traditie van brave christen-democratische interieurs. Kurt is de perfecte gastheer voor hooggeplaatste diplomaten, zo spitsvondig en geestig als hij is. Elio zal zich zeker geruggensteund voelen na jaren eenzaamheid aan de top. Zeker nu de politiek (nog steeds) in de touwen ligt, heeft de bevolking behoefte aan een liefde die vrolijk taalgrenzen overstijgt en tegen grondstromen in gaat.

Ik kan maar hopen dat het idee ooit werkelijkheid wordt. Hun liefde zou zoveel problemen oplossen. Hun liefde zou het perfecte ironische antwoord zijn op de jarenlange passiviteit die ons land teistert. Hun liefde, hun kus op het balkon van het Brusselse stadhuis, zal zelfs de meest onverschillige Vlaming niet onberoerd laten.

Ach, uiteraard redt een liefde de natie niet, maar ons land kan wel een verzetje gebruiken.

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

94

De dag was nochtans écht goed begonnen. Pauline, Claus en ik namen katerig de stoptrein van de hoofdstad naar de heimat. Het was een koude zondag en niemand wist wat de avond zou brengen. We vierden Paulines verjaardag met verhalen uit het verleden, toen we walsten in de straten van Wenen, toen we wuifden naar Paola in Antwerpen, toen we porto dronken en zand uit een café veegden in Kortrijk. Ach, wat was het zoet.

Maar toen Martine Tanghe en De Vadder, Ivan  de eerste resultaten triomfantelijk bekend maakte, ontwaakte ik uit de idylle. Het stoot me telkens tegen de borst dat Vlaanderen altijd tégen iets kiest. Wat jammer toch dat de Vlaamse anarchie en wantrouwen tegen het bestuur altijd resulteert in reactionair rechtse verkiezingsoverwinningen. Ik trek dan ook Caroline Gennez’s woorden in twijfel, toen ze zei dat het verlies van het VB een overwinning voor de democratie betekende. Een stem tegen  een toekomst en voor het behoud van wagen, geld en nette voetpaden is geen overwinning, het is een nederlaag. Want de rancune blijft. Ze is enkel salonfähig geworden.

Het was nochtans de kans om te debatteren over mobiliteit, over de toekomst van onze steden en gemeentes. Hoe zouden we bijvoorbeeld omgaan met verstedelijking, mobiliteit, woningnood?  In plaats van dat debat werd eigenlijk een debat gevoerd over de spreidstand van Beedeewee, die ons nu al enkele jaren in de ban houdt. De NV-A meet om de haverklap met twee maten en twee gewichten en verkoopt het als redelijkheid.

Het worden spannende tijden. Kan Beedeewee in Antwerpen zalven en in Brussel slaan? Zal de zweep van de partij minder hard slaan, nu ze de verandering heeft geïnstitutionaliseerd in traditionele vormen van bestuur? Ik hoop enkel dat ze de problemen van nu niet met oplossingen van gisteren willen te lijf gaan. En daar ziet het helaas naar uit.

Ondertussen staan wij allemaal stil en blijft de regen vallen. Ik hoop dat de wereld gauw gewassen wordt. Ik vijl mijn nagels, schrijf wat lijnen, drink wat wijn en Barbra, die blijft zingen. Mijn eigen koninkrijk vergaat dus nog niet, maar de vermoeidheid speelt wel parten.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

93

But I think it’s going to rain today. – Barbra Streisand (Release Me) 

Het was nochtans zo goed begonnen. Ik schreef wat lijnen, maakte een toets en verbeterde de infrastructuur van mijn stad op Simcity (+500 000 inwoners) Ik wandelde door Kortrijk, mijn doorregende heimat van goud en beton. Ik vond boeken van Le Clezio en Laxness, thee in het nette koffiehuis en kalende wilgen. De herfst vreet niet alleen aan mijn gemoed, zo blijkt.

Later die dag zou ik sporen naar Brussel, waar Pauline een housewarming deed met champagne en gebak. Ik nam een trein die zo goed als overal stopte tussen Kortrijk en Brussel Zuid. Ik zag mensen met geestige topkes, die over het weer en een lokale kermis praatten. De mannen die voor mij kwamen zitten waren werkloos, hongerig, dronken en afkomstig uit Ronse. Wat later kwam een man binnen met een assortiment aan Franse kazen en een dode vis in een plastic zak. Toen de controleur een uur later even buiten Denderleeuw de tickets kwam controleren, probeerde een gezin te betalen met een busticket van De Lijn. Ze moesten naar Verviers. De stank van generische pils en lauwe vis kroop in mijn kleren in die drukke trein naar Brussel.

Ik stapte af en haalde diep adem. Dat bleek een slecht idee in de gangen van Brussel Zuid, waar een weeë geur van urine, weed en stadslucht me tegemoet vloog. Gelukkig veranderde de grauwe buurt aan het station in een burgerlijk pareltje. Het gelige station en de aanpalende kantoorgebouwen  maakten plaats voor burgerhuisjes met smeedijzeren balkonnetjes, ornamenten uit de tijd van art nouveau en Leopold II. Het lichte verval, zowel van de gouden burgertijd van toen als van de huizen, maakten van de buurt een poëtische plek. Zo mooi en zo vergeten.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

92

I’m a princess. “P” to the “R” to the “N” to the “Cess”. I’m a princess. –
Miss Chi-Chi Rodriguez (To Wong Foo thanks for everything, Julie Newmar)

Het begon nochtans goed. De pendeltocht naar Brussel was idyllisch. Mist hing over weiden, koeien en huizenlinten. Van de ongerustheid die politiek Vlaanderen al maanden in de greep hield, was weinig te merken. De stille trein deed stille steden aan, mensen waren rustig en bewogen langzaam, als de koeien in de mistige velden, schijnbaar stilstaand en met weinig progressie. Ik werd lyrisch en dacht aan de westerzee in Denemarken, aan ontwaken in de handen van mijn liefde. De schok van de spits in Brussel Centraal schudde me wakker. Ik wandelde evenwel met mijn eigen poëtische waan door de gangen van het station.

Mijn gedachten waren namelijk gefocust op de avond. Ik zou Eva eindelijk terugzien, na een lange tijd. We zouden fishsticks met spinaziepureepatatten  maken, wijn drinken, klagen over mannen en denken aan vroeger. We woonden ooit samen, in een oud poortgebouw aan de Brugsepoort in Gent. De Zuidkaai is onze Wellfleet, waar wij lagen met lieven en de ramen aan de binnenkant bevroren. Ik liep er vermoeid op lakhakken, ving sigarettenpeuken in glazen potjes en Eva vond haar taal. Ik herinner me het licht, de ijskoude kelder waarin ik woonde, de bassen van mijn bovenbuur, de vriendschap die er werd gevormd. Mijn woorden wegen zwaar, Eva’s woorden vinden een weg. (En de pureepatatten waren geslaagd. Pakt weg, ’t staat er voor.)

image

Later die avond baanden Rosalien en ik een weg door het moeilijke Gentse verkeer, vonden per toeval een bus en vonden ternauwernood twee plaatsjes in de filmzaal. We zouden Hanekes Amour zien, de gouden palmwinnaar van de vorige editie. Het was een hartverscheurend maar sentimentloos verhaal over oude liefde, grote liefde. Ik zag hoe de man de hand van zijn vrouw nam en die streelde, hoe zij de lente in elkaars ogen zagen, hoe de camera alles registreerde. Ik dacht aan de zuidkaai, aan de westkust van Denemarken, aan de handen van M.

De regen wast nog steeds de wereld, de herfst is nu pas echt begonnen. Mijn lakens zijn koud, mijn boeken blijven ongelezen liggen. Het was nochtans zo goed begonnen, die dag, met mist en koeien en royale allures.

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

91

Forgive me for being a queen. – Greta Garbo, Queen Christina (1933)

Dit wordt een nieuwe start. Deze blog heeft te lang stil gelegen. Ik heb de tijd niet gehad te schrijven, hoewel de indrukken op mij af bleven komen. Hoe komt het toch dat mijn leven in Denemarken, dat in het teken stond van mijn lief en mijn voortdurende zoektocht naar een Noordse identiteit – en hoe die verschilt van de onze – zo veel blogposts opbracht. Mijn leven hier daarentegen brengt niets concreets op, hoewel het in teken staat van flux, reizen, pendelen en spreken. Mijn leven in Kopenhagen stond in het teken van de stilte. Ik had veel tijd om te wandelen, te lezen, na te denken over de thema’s die mij boeien: books, boys and Barbra. Ik fulmineerde, recenseerde, enerveerde. Mijn blog was mijn klankbord, mijn blog was mijn prikbord.

Nu moet ik andere manieren vinden om te bloggen. Ik hoop dat ik die vinden kan. Mijn focus blijft natuurlijk liggen op boeken, jongens (met hoge hakken, met baarden) en Barbra – my queen. Ik ga op zoek naar scherpe artikels, uitspraken, de mist op de velden tussen Kortrijk en Brussel. Ik ga mijn leven proberen te delen. De films die ik zie, de plekken die ik bezoek, de boeken die ik lees. Ik wil de stem zijn die ik mis, de stem die ik niet hoor. Reks, avereks, maar altijd volgens de regels van my queen. Te groot, te veel, te pathetisch, te lang, te vreemd, te af, te schreeuwerig. Want zo werd ik groot.

Tot gauw, tot hier, tot in de wereld van your queen.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

90

Gisteren lag ik te zweten in de armen van mijn lief, die Noordse anarchist/popdiva. We waren net thuis gekomen van een afscheidsfeest van een vriend, de vriend die ons op die bewuste oudejaarsavond had samen gebracht. We vierden op een boot, in de zon. Ik lag de hele tijd in de schaduw, met een natte handdoek op mijn hoofd, hij lag in het water als de perfecte kruising tussen Whitney Houston en de Messias. 

Zo begon ik een maand geleden aan mijn 90e blogpost. Ik schreef die zinnen een leeggemaakte kamer, op de dunne matras waarop ik een jaar lang heb geslapen. De lattestoors waren weggehaald, Barbra prijkte niet meer aan mijn muur, de vlaggetjes waren in royale koekendozen gestopt. Ik hoorde mijn kamergenoot kibbelen met zijn vriendin, mijn ouders speelden kaart in de camper. Ik had de stilte nog nooit zo ervaren als toen die laatste augustusdagen. Als een sfinx lag ik op bed, starend in een tragische berusting van mijn lot. Een lot dat mij terug naar mijn zuiden zou brengen, weg van mijn Noorden en van mijn lief. Het verlaten van een land, een lief, een leven bleek zwaarder dan verwacht. Het West-Vlaamse adagium nie puppen ma voortdoen, bleek niet van toepassing op mijn frêle gestalte.

Nog geen week voor die bewuste laatste ochtend in Kopenhagen, zag ik mijn eigen, eeuwige Noorderling aan zijn raam op vijf hoog. Ik fietste weg, voor een laatste keer, en klemde mijn handen stevig rond het stuur. Hij hield zijn rechterhand voor zijn mond, met zijn linker steunde hij op de vensterbank. Ook hij zocht een houvast, hij kon niet wuiven. Ik hield me ongezien sterk en fietste met een onverklaarbare overlevingsdrang stoïcijns weg. Het was pas later, toen ik de stemmen van mijn ouders hoorde, dat ik een vloedgolf van onbepaalde emoties over me heen kreeg. Ik had me gedurende heel mijn buitenlands jaar sterk gehouden, rotsvast overtuigd van mijn toekomst, ondanks de vele tegenslagen en culturele verschillen. De vaste grond werd vanonder mijn voeten gehaald.

Wat ik op een jaar probeerde op te bouwen, werd in een week praktisch en doordacht afgehandeld. Documenten werden ondertekend, dozen werden genummerd, sleutels werden geretourneerd. Zo vertrok ik, samen met mijn ouders, uit mijn opengebroken straat in Sydhavn, Kopenhagen. Ik vermoed dat het besef van verlies, afscheid en gemis pas later is gekomen. De eerste twee weken van mijn wederkeer hield ik me staande met treinreizen en visites. Ik weet, men moet de kalmte te allen tijde bewaren, maar de lege momenten op treinen of in voorsteden slaan genadeloos toe. Wanneer men nu eenmaal is begonnen met narratieven uit te denken, verhalen over een toekomst die er nooit zal kunnen zijn, is men de realiteit al lang voorbij. Dan is het niet verwonderlijk dat niet die realiteit, zo sterk aanwezig in het Zuidwesten van West-Vlaanderen, genadeloos toeslaat.

Ik word zo goed omringd door lieve, praktische ouders en zoete vrienden die het beste voor hebben, die mij ondersteunen, die mijn armen nemen wanneer dat moet. Ondertussen alfabetiseerde ik mijn boekenkast, prijkt Barbra weer in mijn kamer, zong ik liederen en danste ik op platte pop, vergezeld door tranen. De opleiding die ik nu volg, journalistiek in Brussel, en het spitspendelen dat dat met zich meebrengt, biedt raad en drukke uren. Maar de verlaten momenten van wederkerend verleden blijven. “Zeg mijn naam”, speelt het lied, en ik denk aan die laatste zomerdag op het vlot, toen ik zongeslagen en zeeziek in mijn bed lag, en naast mij zijn arm de mijne voelde strelen. Zo ga ik elke avond slapen, zo sta ik elke ochtend op, “Zeg mijn naam, zeg mijn naam.”

Nu is de herfst begonnen, nu begint de regen te vallen.

Du schliesst die Augen, träumst von ihm
Und vom verlornen Glück.
(m. eskens – die zeiger der uhr)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Dreary Queen

89

Deze ochtend, na het eten van een hete kom havermoutpap en een kop slecht gezette koffie, las ik de laatste vijftig pagina’s van The Married Man, ondertussen al het zevende boek dat ik van Edmund White lees. Ik leerde hem zo’n half jaar geleden kennen, via een Zweeds radioprogramma. Ik vergat hem niet veel later, en herontdekte hem toen ik op een zachte winterdag in Stockholm een groen boek vond, met op de kaft een kunstenaarsmodel omringd door gipsen bustes en schetsen. Ik nam het boek, dat langs Japanse klassiekers en vergeten Britse romans stond in een hoek naast een trap, en las de eerste pagina zonder te beseffen dat ik een boek van de Edmund White vast had. Ik besloot het te kopen, samen met drie andere boeken voor mijn lief, het was tenslotte uitverkoop en ik kon niet met lege handen thuis komen. Ik was nochtans zo spaarzaam geweest, die goede tijd in Stockholm.

Ik las het boek op de trein, en stilaan begon het voor me te dagen dat ik een boek aan het lezen was van de illustere Edmund White, een schrijver die ik zo vrijuit over seks en homoseksualiteit had horen spreken op dat Zweedse radioprogramma, toen, in mijn lege boekhandel. Ik las een gedurfd autobiografisch verhaal van seksuele fantasieën en ontluikende liefdes, dramatische vader-zoon verhoudingen, een appartement met uitzicht over de baai van Chicago en dronken avonden ergens in de Midwest. Het verhaal was niet alleen pakkend en bijzonder herkenbaar, pedante provincialen herkennen zich nu eenmaal snel in personages van gelijkgezinden, maar het Engels getuigde van een ongekende elegantie, eruditie en spitsvondige humor zoals enkel Amerikanen dat kunnen bolwerken.

Ik heb sindsdien alles van hem gelezen dat voorhanden was hier in de bibliotheek van Kopenhagen, en twee andere boeken gekocht: een bijzondere biografie van Genet, allicht de beste biografie die ik tot nog toe las, die half uitgelezen op mijn nachttafel ligt en een boek over flaneren in Parijs. Dat laatste kleinood vond ik pas op het allerlaatste moment toen ik Parijs al moest verlaten. Ik vergat het zelfs op de trappen van ons grote huis aan de rand van Parijs, en kreeg het pas terug toen M, die het pas met veel moeite had kunnen recupereren, het me aanreikte op het lelijke Rogierplein. Ik las het boek in twee dagen. Ik vloog over de zinnen, de beschrijvingen van de Parijse straten, de biografische weetjes over Colette, Genet en Proust en de observaties en vergelijkingen van een American in Paris. Toegegeven, het is een spitsvondige verzameling van anekdotes, maar het werkte uitermate goed omdat het niet pretendeerde meer te zijn.

Ik had eigenlijk een boek moeten lezen dat mijn lief me had voorgesteld. Maar na dertig pagina’s kon ik me nog steeds niet vinden in het repetitieve minimale taalgebruik van Helle Helle’s laatste roman, dat ik maar op zoek ging naar het laatste boek van Edmund White dat ik nog niet gelezen had: The Married Man. Ik weet niet waarom ik het nog niet had opgenomen, de vorige keren dat ik iets ontleende. Misschien schrok het aantal keren dat het letterwoord AIDS werd vernoemd op de achterflap me af. Ik had namelijk geen zin in een nieuwe opsomming van minnaars en verval, iets wat veel van zijn romans ergens in het midden verworden. Maar de beslissing van vlug gemaakt. Ik kon me niet concentreren op het gelauwerde boek van Helle, dus besloot ik maar mijn kans te wagen.

Ik las het 310 pagina’s tellende boek in drie dagen uit, zonder noemenswaardige pauze’s of gezucht. Elke bladzijde stond vol met prachtig geconstrueerde zinnen, zonder elegantie te verliezen of zonder een vlotte lezing in de weg te staan. Het was een prachtig liefdesverhaal, dat zowel onwaarschijnlijk als waarachtig leek. Ik volgde de protagonist met zijn getrouwde minnaar door elegante dinner party’s, nachtelijke vrijpartijen of reizen doorheen Frankrijk. Af en toe brak het ritme door pedante aanhalingen en verwijzingen naar het Frans, in een Amerikaanse poging om couleur locale aan zijn dialogen te geven. Maar zelfs dat stoorde mij niet, aangezien het perfect paste bij de intellectuele protagonist en zijn snobistische minnaar.

Hun relatie stond niet alleen onder spanning door het spaak gelopen huwelijk van Julien, zo heette de minnaar, maar ook door het cultuurverschil tussen Amerika en het oude Europa, in het bijzonder Frankrijk. Bovendien werden ze allebei getroffen door AIDS, een ziekte zo significant voor de homobeweging maar zelden zo oprecht beschreven als in deze roman. Ik zag Julien langzaam aftakelen en ik las hoe Austin, de protagonist, hem verzorgde, zijn aftakelende lichaam “als een Vlaamse Christus” ondersteunde, zich niet van de vraag kon kwijten wie wie nu had besmet, waarom het allemaal zo moeilijk moest gaan, waarom die artsen in Marokko geen zorgen konden bieden, waarom de immigratiedienst van de VS zo moeilijk deed en waarom Peter, zijn ex, zich zo jaloers bleef gedragen, ondanks de liefde die Austin voor hem bleef koesteren.

Het was een van de betere romans die ik van hem heb gelezen, zo niet de beste. Het was een volwassen verhaal van liefde, aftakeling en opoffering. Het was een intellectuele roman vol verwijzingen en taalspel en slimme observaties en vergelijkingen. Het was een meeslepende roman over een gedoemde liefde, jaloezie en familie. Maar het was vooral een prachtig geschreven roman dat mij op geen enkel moment heeft verveeld. The Married Man is een absolute aanrader om in contact te komen met het werk van White. Het is een bijzonder expliciete roman en schuwt de details van homoseks niet, maar balanceert ongezien op de ragfijne grens tussen pedanterie en meeslepende literatuur, waarin het venijn altijd in de staart zit.

“Edmund White’s ‘The Married Man’ is one of the most powerful, candid, devastating and moving novels I’ve read in recent years. It is both beautifully written and unsparing in its honesty.” – Joyce Carol Oates

1 reactie

Opgeslagen onder The Queen's Reads

88

Natuurlijk voel ik me triest vandaag. Niet alleen bracht ik gisteren een dag in volledige stilte door en werd zo terug gekatapulteerd naar mijn eenzame herfstmaanden hier in Kopenhagen, een stilte die overigens deze morgen werd verder gezet in de kamer van mijn lief, maar vandaag is het ook een jaar geleden dat een kleine samenleving in het Noorden kapot geschoten werd. Toen ik deze ochtend het collegegebouw van mijn lief verliet, ergens bij de oude omwalling in het Noord-Westen van de stad, leek de stad zich niets aan te trekken van de dagen die geweest waren, van die maanden zonder klank. De straten waren leeg, de fietsers hadden moeite om door de windvlagen heen recht te blijven. Enkel een obscuur thais restaurant had de Noorse vlaggen halfstok.

Mensen hebben katers, dacht ik, en ik wandelde verder, onder brandende julizon. Mijn lief had niets gezegd, en ik vloekte op Noordse eenzaamheid, een eigenschap die ik allicht nooit zal begrijpen. In mijn continentale logica is stilte tristesse, een persoonlijk verwerkingsmechanisme, een verbale pauze om de gedachten te doen fungeren. Stilte is een zoeken naar woorden. Maar hier is stilte het hoogste goed, hier wordt zelfs gezwegen wanneer gepraat wordt. Hij had niets te vertellen, dus vertelde ik maar over mijn langzame dagen, over de stilte die ik nooit zou begrijpen. Hij nam mijn hand, en omhelsde mij. Ik geloof niet dat hij kan begrijpen hoe zwaar de stilte op mij weegt. Ik, die in zijn ogen Zuid-Europees ben, heb de woorden nodig.

Het valt me bovendien nog steeds zo zwaar, die 22e dag in juli. Ik sliep vorig jaar niet gedurende een week, kon niet ophouden met huilen en dacht aan mijn Noordse vrienden. Sigrid en ik huilden samen aan de telefoon, veel meer kon niet gezegd. Er werd samen gezongen en hoewel de liederen vaak onderbroken werden door gejammer en rauwe mensenkreten, voelde ik de energie door de zalen gaan, door de livings van Noorwegen, doorheen de harten van de mensen die zwijgend snikten. Ook vandaag moet ik huilen, ook vandaag zing ik mee met strijdliederen, alleen, terwijl de zon mij zweten doet. Op dagen als vandaag, wanneer tristesse en warmte mij  doen knielen, lijkt de wereld op een merkwaardige manier nog meer transcendent dan ze al is in mijn gedachten.

Liedjesteksten lijken me meer aan te spreken dan gewoonlijk, ik herken me vandaag nog meer in de personages uit mijn boek, mijn appartement lijkt nog leger dan gewoonlijk. Ik fiets door de straten, en zie de mensen praten over het weer of over de waste of misschien over die dronken kus van gisteren. Maar laat mij vandaag de ondraaglijkheid ondergaan, laat mij zingen, laat mij, laat mij. Ik kan niet anders dan te denken aan Sigrid en Eirik, daar in Noorwegen, of aan mijn lief, hier niet zo ver vandaan. Ook hij zegt laat me, laat me, en ik begrijp zijn stilzwijgen nu al wat beter. Dat hij maar gauw mijn hand weer vastneemt, dat de wereld morgen weer mag draaien.

Aan de Jeugd (Til Ungdommen) – N.Grieg

Kringsatt av fiender, gå
inn i din tid!
Under en blodig storm –
vi deg til strid!

Kanskje du spør i angst,
udekket, åpen:
hva skal jeg kjempe med,
hva er mitt våpen?

Her er ditt vern mot vold,
her er ditt sverd:
troen på livet vårt,
menneskets verd.

For all vår fremtids skyld,
søk det og dyrk det,
dø om du må – men:
øk det og styrk det!

Stilt går granatenes
glidende bånd.
Stans deres drift mot død,
stans dem med ånd!

Krig er forakt for liv.
Fred er å skape.
Kast dine krefter inn:
døden skal tape!

Elsk – og berik med drøm –
alt stort som var!
Gå mot det ukjente,
fravrist det svar.

Ubygde kraftverker,
ukjente stjerner –
skap dem, med skånet livs
dristige hjerner!

Edelt er mennesket,
jorden er rik!
Finnes her nød og sult,
skyldes det svik.

Knus det! I livets navn
skal urett falle.
Solskinn og brød og ånd
eies av alle.

Da synker våpnene
maktesløs ned!
Skaper vi menneskeverd,
skaper vi fred.

Den som med høyre arm
bærer en byrde,
dyr og umistelig,
kan ikke myrde.

Dette er løftet vårt
fra bror til bror:
vi vil bli gode mot
menskenes jord.

Vi vil ta vare på
skjønnheten, varmen –
som om vi bar et barn
varsomt på armen!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized